Vinger op de wonde: de barrière tussen sociaal wonen en welzijnsbegeleiding

Sociaal wonen en welzijnsbegeleiding: twee zaken die in elkaar zouden moeten overlopen. In de praktijk blijkt vaak echter iets anders. De boosdoener? Een tekort aan financiële middelen in de welzijnssector. We gaan erover in gesprek met Fabien Corneillie en Jan Vermeulen.

Laten we eerst even kennismaken. Jan, jij werkt momenteel als participatieconsulent bij Ons Onderdak. Kun je even verduidelijken wat dat precies inhoudt?
“Ja, zeker. Als participatieconsulent hou ik me hoofdzakelijk bezig met de communicatie tussen de sociale huurders van Ons Onderdak en de sociale woningmaatschappij zelf. Ik zorg er enerzijds voor dat relevante communicatie van Ons Onderdak bij groepen sociale huurders terechtkomt en op de juiste manier wordt begrepen. Anderzijds luister ik naar de sociale huurders en breng ik hun vragen, opmerkingen en ideeën over aan Ons Onderdak. Die kunnen wij dan binnen onze organisatie bespreken. Je zou dus kunnen stellen dat ik een brugfiguur ben tussen Ons Onderdak en onze sociale huurders.”

Fabien, jij bent in eerste instantie coördinator bij Beschut Wonen De Overweg vzw. Maar sinds kort ben je ook lid van de raad van bestuur van Ons Onderdak. Kun je even meegeven waarom je dit mandaat precies hebt opgenomen?
“Uiteraard. Eerst en vooral ben ik zelf opgegroeid binnen de sociale huisvesting. Samen met mijn ouders heb ik namelijk tot mijn 21 gewoond in De Sterre, in Ieper. Wij kijken hier heel positief op terug en hebben aan die periode veel warme en aangename herinneringen overgehouden. Op die manier ben ik dus al van kinds af aan vertrouwd met sociale huisvesting. Ondertussen ben ik al tien jaar professioneel actief binnen de sociale huisvesting, als algemeen coördinator van
Beschut Wonen De Overweg vzw en hierbinnen ook als coördinator van Psychiatrische Zorg Thuis. Zowel op persoonlijk als op professioneel vlak heb ik dus ervaring met de sociale huisvesting. Daar ligt ook mijn passie. Toen Gunter Pertry mij vorig jaar vroeg om hem te vervangen in de raad van bestuur van Ons Onderdak hoefde ik niet lang te twijfelen.”

Momenteel combineer jij dus een engagement bij Beschut Wonen De Overweg vzw en Ons Onderdak, Fabien. Beide organisaties houden zich bezig met zowel sociale huisvesting als sociale begeleiding, maar elk heeft een ander hoofddoel. Klopt dat?
Fabien: “Ja, dat klopt. Het doel van Ons Onderdak is in eerste plaats om sociale – betaalbare huisvesting aan te bieden. Het begeleiden van de sociale huurders is ook erg belangrijk (vandaar de baseline: Meer dan Wonen), maar het is niet Jan Vermeulen het hoofddoel van Ons Onderdak. Voor Beschut Wonen De Overweg vzw ligt dat anders. Hier is psychosociale begeleiding het hoofddoel en wordt huisvesting gezien als een middel om dat doel te bereiken. Als er zich dus iemand met een psychiatrische problematiek bij de vzw aanbiedt, zorgen wij er in eerste instantie voor dat hij op elk levensdomein wordt begeleid. Binnen die context stellen wij dan ook een woning ter beschikking, maar dat wonen bij ons is voor de meeste bewoners tijdelijk. Voor een langdurige(re) huisvesting kunnen onze huurders aankloppen bij een sociale huisvestingsmaatschappij. Zo staan er momenteel 15 van onze 77 huurders op de wachtlijst bij Ons Onderdak.”

Jan: “Bij Ons Onderdak is huisvesting inderdaad het hoofddoel, maar tegelijkertijd proberen we ook in te zetten op het welzijn van onze huurders. Veel van hen hebben namelijk een onderliggende problematiek, die uiteraard niet enkel door middel van huisvesting aangepakt kan worden. Vandaar ook ons motto Meer dan wonen. Helaas kunnen we in de praktijk het aspect woonbegeleiding niet voluit ontplooien omwille van een slepend middelentekort binnen de welzijnssector.”

Kun je even dieper ingaan op dit middelentekort, Jan?
Jan: “Zeker. Ons Onderdak telt momenteel iets meer dan 1500 woningen. Voor al die woningen hebben we slechts twee medewerkers in dienst die effectief woonbegeleiding voorzien. Het takenpakket van die medewerkers is echter veel ruimer dan enkel het aspect woonbegeleiding, waardoor ze hier maar een klein deel van hun tijd aan kunnen besteden. Die woonbegeleiding bestaat daarnaast hoofdzakelijk uit het opvolgen van de huurdersverplichtingen van onze huurders, zoals het betalen van de huur, het onderhouden van de woning en het respecteren van de leefbaarheid. Als er vanuit de woonbegeleiding bij een huurder een onderliggende problematiek wordt opmerkt die het nakomen van zijn huurdersverplichtingen bemoeilijkt, dient hij de huurder door te verwijzen naar de gepaste welzijnsdiensten. Sociale huisvestingsmaatschappijen zoals Ons Onderdak kunnen hier namelijk zelf maar beperkt tussenkomen, net omwille van het feit dat hun hoofddoel bestaat uit het aanbieden van woningen aan financieel kwetsbare mensen tegen een lage huurprijs. Vandaar het doorverwijzen
naar welzijnsorganisaties, die er specifiek op gericht zijn om de zorgbehoeftes van mensen op alle levensdomeinen aan te pakken. Helaas wordt het vinden van gepaste ondersteuning voor onze zittende huurders bemoeilijkt door een tekort aan werkingsmiddelen binnen de welzijnsorganisaties. Ook de lange wachtlijsten
spelen hierbij een belangrijke rol. Dat is zeer bedroevend, want dit gebrek aan bijkomende ondersteuning maakt het sociaal wonen voor mensen met een onderliggende problematiek erg moeilijk.”

Hoe nijpend is het probleem van de lange wachtlijsten precies?
Fabien: “Erg nijpend. Die lange wachtlijsten zijn mede een gevolg van wat men de vermaatschappelijking van de zorg noemt. Binnen de psychiatrie bijvoorbeeld heeft men op een bepaald moment het aantal beschikbare bedden moeten afbouwen. Ter compensatie werden er mobiele teams gecreëerd. Hun doel is om aan huis te gaan en ervoor te zorgen dat mensen niet of voor een minder lange periode opgenomen moeten worden. Op zich een schitterend idee, maar in de praktijk is het helaas onmogelijk om alle noden op te vangen. Zorgnetwerken dienden hierdoor geografisch uit te breiden en verregaand samen te werken, met als gevolg dat men de al beperkte personeelscapaciteit over een grotere regio diende te herverdelen. Voor de ruime regio Ieper-Poperinge zijn er bijvoorbeeld nog slechts
een 90-tal plaatsen beschikbaar voor langdurige begeleiding. Aangezien de vraag groter is dan het aanbod, is het niet verwonderlijk dat de wachtlijsten vaak lang zijn.”

De wachtlijsten op zich zijn al een probleem, maar daar stopt het niet bij. Is dat correct?
Fabien: “Helaas wel. Door die lange wachtlijsten zijn de mobiele teams genoodzaakt om niet alleen voorrang te verlenen aan de mensen met de hoogste nood, maar ook om hun begeleiding zoveel mogelijk binnen het jaar af te ronden. Dat loslaten gebeurt steeds zeer doordacht en wanneer het goed gaat met de patiënt, maar net op dat moment schuilt in feite vaak het gevaar dat door een gebrek aan vervolgbegeleiding het weer minder goed zal gaan. Wat betreft de grote groep mensen die zonder begeleiding wonen, zij hebben veelal een langdurige, maar bijna stabiele problematiek die soms met relatief weinig begeleiding goed opgevolgd kan worden. Helaas is dat door de hoge druk op de psychosociale hulpverlening aan huis vandaag quasi onmogelijk en gaan er zo kansen verloren.”

Daarnet viel de term ‘vermaatschappelijking van de zorg’. Kunnen we hier even op ingaan?
Jan: “Die term verwijst naar een proces dat vooral de laatste tien jaar erg aan het evolueren is. Het gaat om de idee dat zorgbehoevende mensen ten volle deel moeten kunnen nemen aan de maatschappij en er hun eigen zinvolle plek moeten kunnen innemen. Een fantastisch idee uiteraard, maar in de praktijk helaas niet altijd even geslaagd. In het geval van sociale huisvesting bijvoorbeeld stuiten we vandaag vaak op situaties van onbegrip tussen enerzijds bewoners van sociale woningen en anderzijds bewoners van privéwoningen. Hierdoor wordt de volledige integratie/inclusie van sociale huurders in de maatschappij bemoeilijkt. Dit is iets wat in andere landen beter verloopt, zoals in de Scandinavische landen. In België is de hele idee van de vermaatschappelijking van de
zorg eigenlijk vooral ontwikkeld als een soort van besparingsmaatregel binnen de zorg.”

Een van de taken van een opbouwwerker is om de bewoner door te verwijzen naar de gepaste welzijnsdiensten. Volstaat dit type van begeleiding?
Jan: “Spijtig genoeg niet. Als opbouwwerker is de zoektocht naar hulp voor bijvoorbeeld mensen met een vermoeden van beperking cruciaal. Iedereen is het hierover eens en is ook bereid om hier stappen te zetten, maar helaas stuiten we opnieuw op een middelentekort dat dit in de praktijk bijna onmogelijk maakt. Dat is bijzonder jammer. Als opbouwwerker is het dan ook mijn droom om een soort van gecentraliseerd multidisciplinair begeleidingsorgaan te hebben dat zich specifiek focust op sociale woonbegeleiding.”

Dat brengt ons naar het zogeheten Housing First-principe. Kun je dat even duiden?
Jan: “Het uitgangspunt van het Housing First principe is veelbelovend, namelijk we zorgen er eerst voor dat iemand een woning ter beschikking
heeft en dan pakken we de onderliggende problematieken aan. We starten in deze regio met dit principe met mensen die thuisloos zijn, maar het concept mag mettertijd ook uitgebreid worden richting zittende sociale huurders.”

Fabien: “Men kan onmogelijk tegen het concept van Housing First zijn. In andere landen bestaat het concept al vrij lang en daar blijkt het een succesvolle methodiek te zijn. Door eerst en vooral een woning ter beschikking te stellen en het gebruik van die woning niet aan voorwaarden te verbinden komt er minder druk te staan op de begeleidingsrelatie. Dat is iets wat ik erg toejuich. Maar ik zie ook een mogelijk probleem voor het Housing First-verhaal. Door eerst op de huisvesting te focussen en daarna op de andere problematieken is het mogelijk dat een langdurige begeleiding te laat opstart of onvoldoende opgevolgd kan worden door – opnieuw – middelentekort.”

Om welke mensen gaat het hier bijvoorbeeld?
Fabien: “Het grote probleem ligt in feite niet zozeer bij de mensen die gedurende een jaar intensieve begeleiding aan huis nodig hebben, maar bij de mensen die jarenlang of soms zelfs levenslang zorg aan huis nodig hebben. Ik geef een voorbeeld. Bij Beschut Wonen De Overweg vzw blijven wij een aantal mensen volgen na hun ontslag. Sommige van die mensen hebben maar weinig zorg nodig en kunnen hierdoor in principe begeleid worden door het CAW of door een andere ambulante dienst. We stellen helaas vast dat die stap richting ambulante begeleiding voor de meeste mensen te groot is. Er is met andere woorden een enorme behoefte aan thuisbegeleiding, ook voor de opvolging na een ontslag. Helaas zijn de middelen hiervoor beperkt.”

Waar nodig of wenselijk moet volgens jullie de thuisbegeleiding dus al dan niet tijdelijk voortgezet worden na een ontslag. Past dit ook binnen het kader van de vermaatschappelijking van de zorg?
Jan: “Zeker. Enerzijds volstaat het voor veel mensen om slechts op een minimale manier verder begeleid te worden, zodat zij zelf steeds meer controle krijgen over hun eigen situatie en zo hun eigen plek in de maatschappij kunnen (terug)vinden. Anderzijds is het zo dat de thuisbegeleider ook optreedt als vertegenwoordiger van de maatschappij en meegeeft wat wel of niet kan. Een verdere thuisbegeleiding moet dus op maat zijn van de huurder, maar steeds binnen de context van zijn maatschappelijke omgeving.”

Fabien: “Als begeleider moet het inderdaad ook mogelijk zijn om duidelijk mee te geven wat wel en wat niet betaamt in de maatschappij. ’s Nachts op luide muziek dansen op het balkon kan bijvoorbeeld niet. We komen hier in feite op een spanningsveld in de zorg: elke mens is uniek en moet zorg op maat krijgen, maar als begeleider moet je ook ergens de grens kunnen trekken, uiteraard steeds met respect voor de persoon en met kennis van de achterliggende problematiek.”

Nog even iets anders. Voor zowel Ons Onderdak als Beschut Wonen De Overweg vzw is het erg belangrijk dat de bewoners zich goed voelen in hun buurt. Wat kunnen jullie leren van elkaar op het vlak van participatie en buurtvervlechting?
Fabien: “Bij Beschut Wonen De Overweg vzw proberen wij wonen met een plus te zijn. Wij streven dan ook naar een maximale integratie van sociale huurders in hun woonomgeving. Zo zullen onze woningen nooit expliciet gekenmerkt worden als sociale huurwoningen door middel van bijvoorbeeld een naambord. Daarnaast organiseren wij zelf een aantal activiteiten, zodat onze bewoners elkaar ontmoeten en deelnemen aan het buurtleven. We stimuleren hen ook
actief om buiten hun buurt deel te nemen aan allerlei activiteiten. Dit alles met als doel om onze bewoners maximaal te laten integreren in hun ruimere omgeving. Het is bijzonder fijn om te zien dat verschillende van onze bewoners ook aan vrijwilligerswerk doen, omdat zij hierbij als het ware uit hun rol van zorgvragende stappen om de rol van zorggevende op te nemen.”

Jan: “Bij Ons Onderdak is het voor een deel van onze bewoners moeilijk om de stap naar buiten te zetten en actief deel te nemen aan het buurtleven. De buurtcontacten blijven vaak beperkt tot andere sociale huurders, omdat zij veelal een soortgelijke achtergrond hebben en bekend zijn met elkaars problematieken. In de woonwijk De Vloei proberen we die barrière weg te halen. De Vloei heeft zowel sociale als privéwoningen en op verschillende plaatsen in de wijk komen deeltuinen. De bedoeling is om elke tuin in overleg met de bewoners van de aanpalende woningen in te richten en te onderhouden. Hiervoor is overleg nodig tussen enerzijds sociale huurders en anderzijds privéhuurders en -eigenaars. Het is mijn taak om onze huurders bij dit overleg te betrekken. Dat is allesbehalve evident, maar hier liggen zeker kansen voor een mooi project dat alle bewoners rond zo’n tuin samenbrengt.”